Museum aan de IJzer

    Over het museum

    Het rijke verhaal van vzw Aan de IJzer

    Boodschap

    Op de IJzertoren staat in 4 talen de boodschap ‘Nooit meer oorlog - Plus jamais de guerre - Nie wieder Krieg - No more war’. Een boodschap van hoop.

    Een boodschap die ook door de witte papaver wordt ondersteund.

     

    Symbool

    De witte papaver stelt elke vorm van herdenken in het teken van vrede en brengt als boodschap de wens en het verlangen dat alle internationale belangenconflicten niet meer met wapens maar enkel door overleg beslecht zouden worden.

    Verhaal
    Missie

    Missie

    Aan de IJzer heeft de ambitie om van het Memoriaal van de Vlaamse Ontvoogding en Vrede een betekenisvol en richtinggevend baken te maken en gids te zijn op weg naar de samenleving van de toekomst.

    Vanuit de IJzertoren reikt de organisatie de hand naar alle Vlamingen, jong en oud, autochtonen en nieuwkomers, om samen te bouwen aan een open en verdraagzaam Vlaanderen en resoluut de weg te volgen van vrede, vrijheid en verdraagzaamheid.

    Daarom ontwikkelt zij een brede publieks- en educatieve werking op de site en daarbuiten en bouwt zij het Museum aan de IJzer uit tot een inclusieve en veelstemmige ruimte waar plaats is voor kritische dialoog, debat en actie.

    IJzertorensite

    De IJzertoren

    De huidige IJzertoren in Diksmuide is niet de eerste IJzertoren, maar de tweede. Tijdens haar bestaan werd de toren verwoest en terug opgebouwd. Om deze woelige geschiedenis te begrijpen moeten we terug naar de jaren ’20 van de vorige eeuw.

    Na de Eerste Wereldoorlog bleef bij een groep Vlaamse frontsoldaten een ongenoegen hangen over de manier waarop ze aan het front behandeld werden. Dit ongenoegen, samen met de wil om hun overleden frontmakkers te eren, resulteerde in een eerste IJzerbedevaart ter ere van hun gestorven kameraad Joe English. Deze plechtigheid werd een jaarlijks terugkerende gebeurtenis en om de organisatie daarvan in goede banen te leiden richtte men het IJzerbedevaartcomité op. Dit comité kocht in 1924 een weide in Kaaskerke om de jaarlijkse bedevaart te organiseren. In 1925, nadat verschillende Vlaamse heldenhuldezerkjes in Adinkerke en Westvleteren verbrijzeld waren, besloot het comité om op hun weide in Kaaskerke een groot Heldenhuldezerk te bouwen. Men schreef een ontwerpwedstrijd uit die gewonnen werd door de architecten Fritz en Robert Van Averbeke. In 1928 begon men aan de bouw van hun ontwerp en op 24 augustus 1930 werd de eerste IJzertoren officieel  ingehuldigd. De 50-meter hoge toren werd versterkt met verschillende symbolen. Zo werden de namen van vier strafkampen: Auvours, Orne, Fresnes en Cézembre aangebracht in de crypte. Daarnaast borg men ook de stoffelijke resten van de IJzersymbolen in de crypte en bracht men op de hoeken van de toren grote beelden van de hand van Karel Aubrouck aan van enkele van deze soldaten.

    Door de bedevaarten tijdens WOII, georganiseerd met toestemming van de Duitse bezetter, kreeg de IJzertoren een zeer gecompromitteerde reputatie. Na de Tweede Wereldoorlog probeerde men in juni 1945 tot ontploffing te brengen, wat mislukte. Een klein jaar later, in de nacht van 15 op 16 maart 1946, werd de IJzertoren gedynamiteerd, waarna hij wel volledig in elkaar stortte. De verontwaardiging vanuit Vlaamse hoek was groot en er werd besloten een nieuwe, nog hogere IJzertoren te bouwen. Er werd gekozen om het oorspronkelijk ontwerp van Robert Van Averbeke te behouden, maar het te vergroten. In juli 1951 werd de eerste paal ingeheid en in 1952 de eerste steen ingemetseld. Op 11 november 1958 werd de nieuwe crypte ingewijd, maar daarna moest nog ettelijke jaren gebouwd worden. Uiteindelijk zou het duren tot 22 augustus 1965 om de toren volledig af te werken. In 1986 werd de IJzertoren erkend als Memoriaal van de Vlaamse Ontvoogding en sinds de jaren ’90 is er binnen in de toren een museum gevestigd.

    Vandaag de dag kunnen bezoekers, na een bezoek aan de panoramazaal en het dakterras, 22 verdiepingen museum bezoeken doorheen de toren. De permanente collectie “Wat rest van het leven. Wat blijft van het land.” geeft niet alleen inzicht in de situatie van het Belgisch-Duitse front en de Vlaamse Ontvoogding als onderdeel van een totaal verhaal, maar zet bezoekers ook aan tot reflectie.

    Ontwerp:

    Architect Robert Van Averbeke

    Uitvoering:

    Architect: Robert Van Averbeke
    Ingenieur: A. Monthaye
    Aannemer: Lode Van der Kinderen
    Opzichter ter plaatse: Karel Canfijn
    Glazeniers: Mark De Groot, Joost Maréchal, Jan Wouters, Eugeen Yoors

    Begin van de werken:

    juli 1952

    Inwijding van de crypte:

    11 november 1958

    Inwijding van de toren: 

    22 augustus 1965

    Bouwtermijn:

    13 jaren

    Hoogte:

    Volledig: 84 meter

    Maten:

    letters A.V.V.-V.V.K.: 2,50 m hoog
    Trappen: 462

    Gewicht toren:

    8.500 ton of 8,5 miljoen kg

    Funderingen:

    "VIBRO"-palen: lengte 19,50 m, 231 stuks
    Centrale plaat: 1,50 m dikte
    Gewapend beton: 850 m³
    Bewapeningsijzer: 80 ton

    Materialen:

     

    Gewone baksteen: 325.000 stuks
    Gevelstenen: 350.000 stuks
    Gewapend beton: 3.000 m³
    Cement: 1.150 ton
    Rijnzand: 1.500 m³
    Grint: 2.400.000 liter
    IJzer: 388 ton
    Ramen in panoramazaal: 144 stuks, volledig opengaand

     

    Windbelasting: 

    Daar de toren volledig blootgesteld is aan zeer sterke West- en Zuidwestenstormen is de uiterste winddruk aangenomen, nl.: 150 kgr/m²


    De Paxpoort

    Na de dynamitering van de eerste toren besloot men in 1950 om met het puin een groot vredesmonument te bouwen: de Paxpoort. Verschillende oude symbolen van de Eerste IJzertoren werden toegevoegd aan deze monumentale toegangspoort: zoals de vier ijzeren kransen met de namen van de strafkampen van Auvours, Orne, Fresnes en Cézembre en de gerestaureerde beelden van Karel Van Aubrouck. Op die manier konden deze belangrijke symbolen gerecupereerd worden.


    De Crypte

    Tijdens de jaren ’30 vormde het comité de crypte onderin de eerste IJzertoren om tot mausoleum. Op de IJzerbedevaart van 1932 werden verschillende stoffelijke resten van Vlaamse frontsoldaten bijgezet. Deze soldaten, afkomstig uit alle Vlaamse provincies, symboliseerden het offer van de Vlaamse gesneuvelden tijdens de Eerste Wereldoorlog en worden dan ook de IJzersymbolen genoemd. Vijf jaar later voegde men de stoffelijke resten van Juul de Winde toe. De steen van Merkem werd toegevoegd in 1933. Dit was een pompsteen waar Vlaamse soldaten in 1918  “Hier ons bloed, wanneer ons recht” schreven en waarmee ze de wantoestanden die zij aan het front ervoeren aanklaagden.

    Na de dynamitering in het voorjaar van 1946 bleef van de eerste IJzertoren niet veel meer over dan een hoop brokstukken. Enkel de crypte met de grafzerken van de IJzersymbolen en de steen van Merkem  bleef grotendeels intact. Het comité koos er dan ook voor dit gedeelte te bewaren. Nog steeds kan je op de site deze bijzondere plek bezoeken. Je vindt er tegenwoordig ook nog de Klok Nele. Dit was de originele klok die in de kruiskop van de eerste IJzertoren hing.

    IJzerbedevaart

    De IJzerbedevaart is in de eerste plaats een piëteitsvolle herdenking van het sneuvelen van de frontsoldaten van ’14-’18 en van alle slachtoffers van oorlog en geweld. De boodschap van de IJzer wordt er getoetst aan de actualiteit.

    Alle Vlamingen zijn welkom op de IJzerbedevaart. De IJzerbedevaart brengt jaarlijks een evenwichtige boodschap van Vrede – Vrijheid – Verdraagzaamheid, en is een plechtigheid van de hele Vlaamse gemeenschap.

    In 2020 werd de IJzerbedevaart georganiseerd op zondag 6 september, dag op dag honderd jaar na de eerste IJzerbedevaart. Sedert dat jaar wordt de IJzerbedevaart telkens georganiseerd op de eerste zondag van september. Dit is de logische consequentie van de enkele jaren geleden ingezette terugkeer naar haar bron, van de enkele jaren geleden ingezette herprofilering van deze eerbiedwaardige manifestatie, die IN en DOOR de loop van de geschiedenis geëvolueerd was naar een politieke strijdmeeting, als een serene herdenking van de gesneuvelde Vlaamse frontsoldaten, bij uitbreiding van alle gesneuvelden, Vlamingen en Walen, soldaten en burgers, tijdens de Groote Oorlog, bij verdere uitbreiding van ALLE slachtoffers van oorlog en geweld, waar ook ter wereld.

    Dit nooit meer, nooit meer oorlog, plus jamais de guerre, nie wieder Krieg, no more war: die hartenkreet van de frontsoldaten is en blijft de motor van ons handelen, ons denken en doen. Vrede is namelijk geen statisch iets, vrede is meer dan een tijdelijke periode van niet-oorlog, vrede komt niet zomaar uit de lucht vallen, nee: zoals ‘liefde’ is ‘vrede’ een werkwoord.


    Vorige edities

    In 2002 werd de 75ste IJzerbedevaart gevierd, zo vermeldt de affiche. Op 5 september 1920 werd de herdenking en hulde bij het graf van Joe English, op het kerkhof van Steenkerke, de eerste bedevaart.

    Een klein rekensommetje zegt ons dat hier iets niet klopt. 2002 min 1920 is geen 75! Er is dus ergens een hiaat.

    De affiches, herkenningstekens en verslagboekjes geven ons volgende jaartallen: 1ste IJzerbedevaart in 1920 tot 20ste IJzerbedevaart in 1939. Tot daar alles in orde.

    Uit de volgende herkenningstekens kunnen we een aantal merkwaardige objectieve gegevens afleiden.

    21ste IJzerbedevaart, 18 augustus 1940, onder het motto “Wereldvrede”. België was officieel reeds in oorlog.

    De herkenningstekens van de vier oorlogsjaren dragen dezelfde tekening en motto: de IJzertoren met drie vliegende blauwvoeten en de tekst “Wij zijn een volk”.

    De datums en de telling zijn aangepast:
    22ste IJzerbedevaart, 24 augustus 1941
    23ste IJzerbedevaart, 23 augustus 1942.

    De Bedevaart van 1943 had hetzelfde herkenningsteken als 1941, maar met een schuine overdruk: “XXIVe  22 augustus 1943”.

    Het herkenningsteken van 1944 was nog merkwaardiger. Op het herkenningsteken van 1941 werd alleen een stempel “25” geslagen, al de rest was identiek. Zelfs de datum stond er niet op (20 augustus 1944). Enkele weken later zouden de geallieerde tanks immers de Duitse troepen uit ons land verdrijven.

    In de nacht van 15 op 16 maart werd de Toren totaal verwoest. Maar reeds op 28 april werd een “Jeugdbedevaart van eerherstel” georganiseerd. Daarna zou het twee jaar stil worden rond het puin.

    De eerste naoorlogse bedevaart in 1948 werd aangekondigd als de 21ste, onder het motto “De Verrijzenis”. De oorlogsbedevaarten werden door het nieuwe IJzerbedevaartcomité niet erkend en dus ook niet in de officiële telling opgenomen. De telling sloot aan bij de vooroorlogse bedevaarten.

    De oorlogsbedevaarten worden omschreven als “samenkomsten in beperkte kring die sterk verschilden van de bedevaarten vóór 1940 en nà 1944”. Vergeten we niet dat massabijeenkomsten op de weide in Diksmuide verboden waren.


    Historisch pardon

    De 73ste IJzerbedevaart – zondag 27 augustus 2000 – werd de Bedevaart van het ‘historisch pardon’ en de verzoening, uitgesproken door comitélid Frans-Jos Verdoodt en voorzitter Lionel Vandenberghe. Door velen werden hun uitspraken als ‘historisch’ beoordeeld.

    Het “historisch pardon”
    Toespraak Frans-Jos Verdoodt op de 73ste IJzerbedevaart

    “Bedevaarders,

    Tussen de Tweede Wereldoorlog en vandaag liggen ruim vijfenvijftig jaar. Dat is bijna een mensenleven. Desondanks blijft Vlaanderen nog steeds zichzelf in de ban houden van zijn eigen oorlogsverleden.
    Die toestand is in strijd met elke historische en sociaal-politieke billijkheid. En toch is hij een realiteit waar wij niet omheen kunnen, hoe onmachtig – en zelfs opstandig – wij ons daar ook mogen bij voelen.

    De verklaring voor die moeilijke toestand ligt niet in de houding van de modale Vlaming of Belg die zijn rendez-vous met de geschiedenis niet heeft gemist en dus verzoend is met het verleden.
    De schuld voor het ontbreken van verzoening ligt bij al diegenen die, staande aan deze of gene zijde van het oorlogsverleden, decennialang elkaar – wederzijds – verhinderd hebben om het eigen verleden te beoordelen met rustige zelfkennis en met zin voor zelfrelativering. Dat over deze kwestie erg verschillend gedacht en gesproken wordt aan beide zijden van de Belgische taalgrens, heeft het probleem alleen maar complexer, onrechtmatiger en onbillijker gemaakt.

    De site van de IJzertoren bezit een bijzonder grote symboolwaarde voor de Vlaamse beweging. Daarom willen wij de problematiek van het oorlogsverleden hier ter sprake brengen. Wij willen dat doen in volkomen sereniteit, zonder wrok noch negatieve emotie.
    Ons enig doel is definitief uit de ban te treden waarin het oorlogsverleden ons gevangen houdt.
    De gehele Vlaamse gemeenschap zal daarbij gebaat zijn. Maar vooral de Vlaamse beweging en het Vlaams-nationalisme in het bijzonder zijn vragende partij. Afgezien van het humane aspect van het probleem, zijn daar tenminste drie dwingende redenen voor.

    In de eerste plaats is er de noodzaak om een brug te slaan naar een verleden dat onbetwist is en boven elke verdenking staat.
    De Vlaamse beweging bezit wel degelijk zo’n verleden. Zij heeft het ontwikkeld toen zij bijna een eeuw geleden voor het eerst een politieke beweging werd en spontaan en zonder voorbehoud vereenzelvigd werd met democratie en pluralisme. Die grondslagen werden op ernstige wijze bedreigd door de negatieve symboliek die tijdens de dertiger en veertiger jaren is binnengeslopen in een aanzienlijk gedeelte van haar rangen en haar gedachtegoed. Ook de zogenaamde “oorlogsbedevaarten” tijdens de Tweede Wereldoorlog behoorden tot die negatieve evolutie in de Vlaamse beweging in het algemeen en het Vlaams-nationalisme in het bijzonder.
    De herinnering aan de Tweede Wereldoorlog heeft de herinnering aan een verleden dat onbetwistbaar is en boven elke verdenking staat vertroebeld. Wij moeten daarom door die waas breken. En daarenboven moeten wij opnieuw aansluiten bij het universele humanisme van de frontsoldaten, op wiens graven wij ons hier tenslotte bevinden.

    In de tweede plaats is er de vaststelling dat de problemen van het verleden onmogelijk de leefwereld kunnen zijn van het heden en van de toekomst.
    De nieuwe generaties Vlamingen hebben de plicht het verleden niet te vergeten. Maar zij hebben tegelijk recht op het heden en op de toekomst.
    Er wordt vaak en terecht gesteld dat wie geen geschiedenis heeft geen toekomst bezit. Maar het is evenzeer de waarheid dat wie geen toekomst heeft ook geen verleden bezit.

    In de derde plaats is er de vaststelling dat verzoening en verstandhouding slechts mogelijk zullen zijn indien aan beide zijden van het oorlogsverleden voorafgaandelijk de verwerking van dat verleden heeft plaatsgevonden.
    Wie oordeelt dat verzoening en verstandhouding mogelijk zijn zonder voorafgaandelijke verwerking van het oorlogsverleden is blind voor de politieke en maatschappelijke realiteit in België. Hij neemt zijn wensen voor werkelijkheid.
    Die verwerking is een moeilijk proces. En toch bezit het een zeer actieve katalysator, een stroomversneller die erin bestaat dat men bereid is om de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de kwalijke aspecten van het oorlogsverleden. Aan de ene zijde zijn dat de menselijke en politieke gevolgen van de collaboratie. Aan de andere zijde zijn dat de juridische en populistische uitwassen van de repressie.
    Het komt er bij dat alles niet op aan om het ene gelijk af te wegen tegen het andere, het ene lijden in balans te brengen tegenover het andere. Het komt er anderzijds wel op aan om lessen te leren uit de geschiedenis. Want wie niets leert uit de geschiedenis is gedoemd om de geschiedenis te herhalen.
    Men zal terecht oordelen dat het opnemen van de verantwoordelijkheid voor het oorlogsverleden aan beide zijden moet gebeuren. Maar het grote deel van de Vlaamse beweging dat verbonden was met het collaboratieverleden kan dat slechts doen in naam van zichzelf. Men kan tenslotte niet in de naam van anderen spreken.

    Bedevaarders,

    Als historicus heb ik geleerd mijn engagementen in de Vlaamse beweging te toetsen aan de historische realiteit.
    Als individu dat ernstig heeft geleden onder de gevolgen van de repressie, heb ik geleerd dat een betere wereld begint waar wrok en het eigen gelijk opgaan in mildheid en verdraagzaamheid.

    Omwille van de logica van de geschiedenis en omwille van de redenen die ik reeds heb uiteengezet, en staande op de symbolische site van de IJzertoren, meen ik dat een historisch pardon over bepaalde onderdelen van het verleden onontwijkbaar is. Het is een pardon over de vergissingen, de beoordelingsfouten en de verkeerde allianties uit een verleden dat straks bijna zestig jaar achter ons ligt.

    Dat pardon moet de ban breken waarin wij vastgehouden worden en waarin wij ook onszelf blijven opsluiten.
    Zo’n daad heeft niets te maken met knievallen en zelfdestructie. Het is integendeel een daad van realisme. Het is de houding van iemand die nog eenmaal ver achterom kijkt, met grote piëteit een zware bladzijde omdraait en vervolgens aan de toekomst denkt.”

    Uit de toespraak van Lionel Vandenberghe, voorzitter van het IJzerbedevaartcomité:

    “… Mijn oproep bij de opening van de Vredesverdieping in de IJzertoren heeft de discussie over verzoening na de gruwelen tijdens en na de tweede oorlog aangezwengeld.
    In alle kampen zijn er onverzoenlijken (ook in het Belgisch gerecht). In alle kampen zijn er die overtuigd zijn van het Grote Gelijk. Ik heb voor mijn organisatie onze verontschuldigingen aangeboden voor wat verkeerd gelopen is en voor het misbruik dat van deze plaats werd gemaakt. Ik wil de eventuele smet van de IJzertoren verwijderen om een positieve toekomst tegemoet te treden.
    Wie een streep wil trekken onder een onzalig verleden doet dat voor de toekomst. We dragen geen collectieve schuld maar als IJzerbedevaartcomité nemen we onze verantwoordelijkheid op.
    Ik wil hier ook duidelijk stellen dat veel onschuldige repressiegetroffenen het voortouw genomen hebben bij de wederopbouw van deze Toren én bij de heropstanding van de Vlaamse Beweging.
    Hun idealisme voor Vlaanderen was toen en nu hun motivatie. In een open geest van verzoening heeft Vlaanderen al lang de spons geveegd over het verleden.

    Ik wil hier verder geen woorden aan verspillen en met het gezond verstand van de volksmond zeggen: Zand erover, spons erover, de bladzijde omdraaien, ook dat is voor ons amnestie.

    Laten we onverstoord verder bouwen aan onze toekomst. Daarvoor blijft een open kijk op onze gemeenschap en op de wereld van groot belang.
    Verder bouwen aan de geestelijke gezondheid van individu en samenleving, voor een positieve en onbeladen toekomst in een vrij, vredevol en verdraagzaam Vlaanderen dat zich als een volwaardige partner in de wereld moet kunnen profileren. …”

    AVV - VVK

    De leuze ‘Alles Voor Vlaanderen, Vlaanderen Voor Kristus’ zou bedacht zijn door priester Frans Drijvers. Ze verschijnt voor het eerst in 1881 in het tijdschrift ‘De Student’. In die tijd ijveren universiteitsstudenten in Leuven immers voor de vervlaamsing van het katholieke onderwijs.

    De slagzin blijft vooral in Vlaamse studentenkringen heel populair. Zo verschijnt deze spreuk in de Eerste Wereldoorlog ook op de heldenhuldezerkjes. Joe English ontwerpt deze zerkjes speciaal voor gesneuvelde Vlaamse frontsoldaten. Na de oorlog staan deze heldenhuldezerkjes ook model voor de bouw van de IJzertoren. Zo komt ook het letterwoord AVV-VVK in kruisvorm op de toren. AVV-VVK groeit snel uit tot de slogan bij uitstek voor de Vlaamsvoelende oud-strijders, en vormt in de beginjaren ook de slagzin voor de IJzerbedevaarten. Uit respect voor deze groepen en ter nagedachtenis van hen, blijven deze letters ook nu nog op de IJzertoren prijken. Inmiddels is de toren een beschermd monument. Vandaag de dag streven wij niet langer naar een eenvormig christelijk Vlaanderen. De geschiedenis en actualiteit wijzen uit dat we eerder angst moeten hebben voor mensen die ‘alles’ veil hebben voor hun land, religie, ideologie. Daarom vinden wij het belangrijk om de klemtoon vooral te leggen op de boodschap ‘Nooit Meer Oorlog’, die in vier verschillende talen op de toren staat.

    IJzersymbolen

    De IJzersymbolen zijn elf gestorven soldaten die na de Eerste Wereldoorlog een belangrijke rol kregen binnen de mythevorming van de Vlaamse beweging. Hun dood werd nadien geromantiseerd en gebruikt in de anti-Belgische propaganda van de Frontbeweging. Ze kwamen uit alle Vlaamse provincies en liggen nu samen begraven in de crypte van de Eerste IJzertoren. 

    Lode de Boninge

    Antwerpen, 1896 - Nieuwpoort, 1918

    Lode de Boninge sneuvelde op 22-jarige leeftijd als brancardier te Nieuwpoort. Tijdens de oorlog hielp hij met de redactie van  verschillende frontblaadjes. In 1917 sloot hij zich aan bij de Frontbeweging en zette zich actief in voor de rechten van de Vlamingen aan het front.

    Joe English

    Brugge, 1882 - Vinkem, 1918

    Joe English, kunstschilder uit Brugge, werd in 1914 gemobiliseerd bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Tijdens de oorlog stelde hij zijn tekenaarstalent ten dienste van de Vlaamse zaak: hij leverde onder andere illustraties aan voor verschillende Vlaamse publicaties en maakte ook grafisch werk voor het blad De Belgische Standaard. Hij was ook de ontwerper van de bekende Heldenhuldezerk. Op het einde van de oorlog stierf hij, in het veldhospitaal van Vinkem, aan een acute blindedarmontsteking.

    Meer info

    Edward en Frans Van Raemdonck – Amé Fiévez

    Edward Van Raemdonck - °Temse, 1895 - +Steenstrate, 1917
    Frans Van Raemdonck - °Temse, 1897 - +Steenstrate, 1917
    Amé Fiévez - °Calonne, 1891 - +Steenstrate, 1917

    De broers Edward en Frans boden zich in augustus 1914 aan als oorlogsvrijwilligers. In de nacht van 25 op 26 maart 1917 voerde hun regiment een raid uit op Duitse Linies, nabij Stampkot. Toen na de aanval Frans niet kwam opdagen op het rendez-vous-punt, rende Edward opnieuw het niemandsland in op zoek naar zijn broer. Geen van beiden keerde terug. Pas op 12 april ontdekte een schildwacht met zijn verrekijker hun lijken in het niemandsland. Diezelfde avond vond een bergingspatrouille de lichamen van Edward, Frans en hun Waalse medesoldaat Amé Fiévez. De drie mannen werden samen begraven. In de flamingantische traditie werden de gebroeders Van Raemdonck vaak verheven tot ultiem symbool van Vlaamse broederliefde.

    Firmin Deprez

    Kortemark, 1890 - Noordschote, 1916

    Firmin Deprez was na zijn studies aan het Klein Seminarie te Roeselare rechten gaan studeren in Leuven, waar hij vrij snel de leider van de West-Vlaamse katholieke Vlaamse studentenbeweging werd. Hij meldde zich eind februari 1915 aan als vrijwilliger. Aan het front richtte hij onder andere een studiekring op die de wantoestanden van het leger aanklaagde en de Vlaamse zaak bevorderde en schreef hij het frontblaadje voor de soldaten-oud-leerlingen van het Klein Seminarie.

    Frans Kusters

    Rekem, 1891 - Hoogstade, 1917

    Frans Kusters was voor de oorlog als onderwijzer actief in Rotem, te Limburg. Al van in het begin van de oorlog, in 1914, ging Kusters aan de slag als brancardier.  Aan het front was hij actief in Limburgse studiekringen en gaf hij les in vreemde talen. Op 26-jarige werd hij dodelijk geraakt in Kaaskerke tijdens de terugkeer vanuit de eerste linie.

    Hubert Willems

    Wambeek, 1894 - Moorslede, 1918

    Hubert Willems was student geneeskunde in Leuven, wanneer de Eerste Wereldoorlog uitbrak. In januari 1916 werd hij sergeant aan het front, waar hij deel uitmaakte van de Vlaamse Frontbeweging en onder meer meewerkte aan ‘Ons Vaderland’.  In september 1918 overleed Willems tijdens het eindoffensief in Moorslede.

    Renaat De Rudder

    Oostakker, 1897 - Merkem, 1917

    Renaat de Rudder meldde zich op 17-jarige leeftijd aan als oorlogsvrijwilliger. Aan het front hielp hij mee met de oprichting van een studiekring en stichtte hij het frontblaadje IJzerkerels. Hij was ook actief in de Frontbeweging. In 1917 sneuvelde hij tijdens een verkenningstocht in het niemandsland. 

    Frans Van der Linden

    Antwerpen, 1894 - Sint-Michiels, 1918

    Frans Van der Linden bood zich op 20-jarige leeftijd aan als vrijwilliger bij het Belgische leger. Daar zette hij zich in voor de Vlaamse zaak door het organiseren van een Vlaamse studiekring in zijn regiment en was hij in datzelfde regiment ook de verantwoordelijk voor de Frontbeweging. Hij overleed, acht dagen voor Wapenstilstand, aan de gevolgen van de Spaanse Griep.

    Juul De Winde

    Merchtem, 1893 - Westrozebeke, 1918

    Juul De Winde werd al in 1913 soldaat, toen hij werd opgeroepen voor zijn dienstplicht. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog had hij de rang van sergeant. Aan het front organiseerde hij muziekmanifestaties waar hij zelf optrad als dirigent. Hij schreef ook de dichtbundel ‘Granaatscherven’ onder de schuilnaam Juul Liseron. Hij kwam als flamingant onder meer in contact met Cyriel Verschaeve en Jan Bernaerts. In de herfst van 1918 vroeg hij toelating om deel te nemen aan het bevrijdingsoffensief. In dit eindoffensief kwam hij, zes weken voor het einde van de oorlog, om het leven.

    Film over Jules De Winde door Tom Serkeyn voor RingTV.

    Samenstelling

    Voorzitter

    Paul De Belder

    Ondervoorzitter

    Johan Velghe

    Afgevaardigd bestuurder

    Zeger Collier

    raad van bestuur

    Mark Cuvelier
    Lutgart De Beul
    Johan De Nys
    Glen De Waele




    Guy Leemans
    Jan Loones
    Winfried Vangramberen
    Sam Vanoverschelde

    leden

    Jan Bockaert
    Martien Bode
    Sven De Loenen
    Kristin De Winter
    Geert De Winter
    Joris Giebens



    Philippe Haeyaert
    Orhan Kilic
    Veerle Remy
    Mark Van de Voorde
    Ludwig Van Lierde
    Kathelijn Vervarcke
    Frans-Jos Verdoodt

    Directeur

    Peter Mouton

    Conservator Museum aan de IJzer

    Peter Verplancke

    Erevoorzitters

    Frans Daels ✝
    Frans Fransen ✝
    Hendrik Borginon ✝

    Jozef Coene ✝
    Paul Daels ✝
    Lionel Vandenberghe ✝
    Walter Baeten

    Erebestuurders

    Marcel Boey ✝
    Cyriel Coupé ✝
    Jan Delbroek ✝
    Clem De Ridder ✝
    Mathieu Driessen ✝
    Herman Gevaert ✝

    Karel De Meulemeester
    Ine Lievens
    Stefaan Lievens ✝
    Eric Seurynck ✝
    Bob Vanhaverbeke
    Herman Vandezande ✝
    Jaak Van Waeg ✝

    ereleden

    Rina De Block ✝
    Johny Claerebout ✝
    Paul Kempynck ✝
    Karel Rigo

    Gilbert Stockman ✝
    Ferdinand Theuwissen ✝
    Werner Vandenberghe ✝
    Frans Vanstipelen ✝

    Wetenschappelijk comité

    Het Museum aan de IJzer bevindt zich op een scharniermoment. 2018 was het laatste jaar van de grote herdenking van WOI. De komende jaren zal de inhoudelijke focus zich meer richten op de geschiedenis en de symboliek van de site, de Vlaamse beweging, de flamingantische strijd voor zelfbestuur en – breder – de communautaire kwestie. Daaraan gekoppeld vormt het verhaal van de Vlaamse emancipatie een stimulans om te werken rond de thema’s Vrede, Vrijheid en Verdraagzaamheid. Dit moet gebeuren met de nodige kritische zin en afstand, in een geest van meerstemmigheid en openheid voor controverse, en met inachtneming van de inzichten uit de historiografie. De ondersteuning van een wetenschappelijk comité is dan ook onontbeerlijk.

     

    Samenstelling

     

    Bruno De Wever (UGent), voorzitter; Véronique Lambert (dr. geschiedenis), coördinator; Luc Vandeweyer (ARA), Tom Verschaffel (KU Leuven/KULAK), Marnix Beyen (UA), Ann Mares (ADVN), Chantal Kesteloot (CEGESOMA) en Christophe Bush (Hannah Arendt instituut) zijn bereid gevonden om hun schouders mee onder dit uitdagende project te zetten.

    Werking

    Het wetenschappelijk comité komt driemaal per jaar samen en engageert zich om de inhoudelijke kwaliteit van de werking te bewaken, advies te geven op het vlak van publiekswerking en doelgroepenbereik en mee na te denken over een langetermijnvisie voor de site.

    Wetenschappelijk comité

    Blijf op de hoogte

    Schrijf je in op onze maandelijkse nieuwsbrief en blijf op de hoogte van alle laatste nieuwtjes en evenementen in het Museum aan de IJzer.